problemen
In 1951 geeft directeur
Moors “last” aan provisor
Nabben voor nieuwbouw buiten de stad. Beiden werken harmonieus samen. Moors
is een krachtige leider. De chemie tussen directeur en provisor is noodzakelijk
voor succes, omdat de provisor rechtstreeks wordt benoemd door de bisschop en
naast de directeur staat.
Nabben gaat onder directeur Moors voortvarend van start. De opbrengsten van internaat, de afgestane
salarissen van de priesterleraren en schenkingen van zijn uitgebreide relaties
bieden hem een solide basis voor zijn plannen. Hij koopt boerderijen en grond.
Er worden sportvelden aangelegd, de boerderijen in exploitatie genomen en
aangevuld met een tuinderij. Deze moeten de kosten van het internaat laag
houden. Het aankoopbeleid en de intensieve exploitatie van de boerderijen leiden
tot grote irritatie bij de boeren. De schaalvergroting is intussen op gang
gekomen. De bedrijfsvoering moet professioneler. De exploitatie is nauwelijks
dekkend. Ook het beheer van nieuwe voorzieningen vergt meer kosten. Uiteindelijk
komt de exploitatie van de school en het internaat zelf in gevaar.
De tijd zit tegen. Er dreigt een priestertekort. Het steeds kleiner wordende
aantal priesterdocenten draagt minder salaris af. De zusters die de
huishoudelijke dienst van het internaat vormen, hebben te kampen met een
teruggang van het aantal roepingen.
In 1957 wordt
Moors bisschop en
Coenen directeur. De vriendelijke, integere en literaire Coenen is niet
opgewassen tegen de fanatieke visionair en handige zakenman , die overal
contacten heeft. Het bestuur functioneert op afstand en biedt geen tegenwicht.
Nabben
doet aankopen, gaat leningen aan en geeft bouwopdrachten zonder inspraak van de
directeur. De druk van schoolleiding en docenten neemt echter toe. Er ontstaan
financiële tekorten. Ten gevolge van inhoudelijke conflicten worden mensen
ontslagen.
.
Nabben
roeit tegen de stroom op en trekt zich steeds minder aan van de
schoolleiding. Dit leidt tot een reeks van conflicten met directeur Coenen, die
zich gesteund weet door het docentencorps. .
Op 6 november 1962 wordt de nieuwe school in gebruik genomen. Het pendelen van
leraren en leerlingen tussen de scholen in het centrum en de Kazernelaan blijkt
erg bezwaarlijk te zijn. Op 9 november zegt Coenen het vertrouwen in
Nabben
op en eist zijn ontslag. In de nacht van 14 november brandt een gedeelte van de
school in het centrum af. Al snel komt
Nabben
met de plannen voor een nieuwe vleugel aan de Kazernelaan, die dienst zal doen
als nieuw internaat. Hij werpt zichzelf op als nieuwe directeur van het
internaat en bewerkt het bestuur om Coenen tot ontslag te dwingen. Coenen laat
zich niet afzetten en wendt zich tot bisschop
Moors. Hij weet de docenten achter zich te krijgen maar niet het bestuur.
Bisschop
Moors
blijft
Nabben
beschermen. Er verandert niets. Pensioenregelingen voor de priesterleraren en
hogere salarissen voor de zusters worden wederom niet geregeld wegens de
financiële tekorten.
Nabben
zet door en koopt het beeld:
“de speerwerper” van Arthur Spronken. Voor de eerste maal protesteert het
bestuur. Op 23 juli 1964 biedt de conrector van het gymnasium, de heer J. van
den Berk zijn ontslag aan omdat hij niet meer kan samenwerken met
Nabben
als onderdirecteur van de H.B.S. Tijdens dit conflict komt naar buiten dat
Nabben
zijn leraarschap door anderen laat invullen terwijl hij wel het salaris
ontvangt. De mening van alle docenten en de schoolleiding wordt vertolkt door J.
Verstraelen en
H. Martens, die zelf tot het bouwteam van de Lichtenberg behoorde en de
initiator van vele kunstwerken is: “Nabben heeft niets met het onderwijs”. Het
bestuur kiest weer voor de zwakste weg en op 11 september 1964 worden zowel van
de Berk als
Nabben
ontslagen als conrector en onderdirecteur. Van den Berk vertrekt en
Nabben
blijft leraar en lid van de bouwcommissie voor de tweede vleugel. Er ontstaat
tweespalt tussen het bestuur en de gefrustreerde schoolgemeenschap. Er komt
behoefte aan een docentenraad. Het bestuur heeft de kiem gelegd voor een
jarenlange juridische strijd tussen de Vereniging van het College die beschikt
over alle eigendommen, en de stichting die de school en het internaat moet
beheren.
Nabben
bruuskeert nogmaals door zonder toestemming een overkapping voor de manege aan
te schaffen.
In 1967 wordt afgezien van de overplaatsing van het internaat van Rolduc naar
Weert. Het eigen internaat wordt opgeheven. De priesterleraren gaan extern wonen
en dragen geen salaris meer af. Het financiële fundament voor de
sportaccomodaties als de Lichtenberg en de Tranchée zijn weggevallen.
.
Directeur Coenen overlijdt in 1969. De dienstbetrekking van
Nabben
wordt in 1970 beëindigd. In 1984 komt er een scheiding tussen de vereniging
Bisschoppelijk College St. Jozef die de erfgoederen gaat beheren, en de
stichting Bisschoppelijk College Weert die de schoolgemeenschap beheert. In
1986/87 wordt de vereniging omgezet in een stichting. Het Bisschoppelijk College
als onderwijsinstituut heeft geen enkele invloed meer op reserves die zij zelf
heeft opgebouwd.